-
1 van angst beven
van angst beven -
2 beven van kou/angst
beven van kou/angstshiver with cold, tremble with fearVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > beven van kou/angst
-
3 beven
♦voorbeelden:voor iemand beven • trembler devant qn. -
4 beven
1 [rillen] shake ⇒ tremble, shiver, 〈 met betrekking tot stem〉 quiver, 〈 met betrekking tot stem〉 quaver♦voorbeelden:met bevende stem • in a quavering voicebeven van kou/angst • shiver with cold, tremble with fear -
5 angst
1 fear (of) 〈 vaak meervoud〉 ⇒ 〈 angstig ontzag〉 dread, angst (of), 〈 hevige angst〉 terror (of), 〈 psychologie meestal〉 anxiety♦voorbeelden:angst hebben voor • be afraid/scared ofuit angst voor • for fear ofverlamd van angst • numb with fearmet angst en beven (iets tegemoet zien) • (view/await something) with fear and trembling -
6 zittern vor Angst
-
7 vor Angst beben
vor Angst bebenvan angst beven, sidderen -
8 palpitate
v. bonzen, kloppen (van een hart); beven[ pælpitteet]♦voorbeelden: -
9 frémir
frémir [freemier]〈 werkwoord〉1 ruisen 〈 van bladeren, stoffen〉 ⇒ trillen 〈 van lucht, snaar〉 ⇒ gonzen 〈 van insecten〉 ⇒ zingen 〈 van water op het punt van koken〉v1) ruisen [bladeren]2) trillen [lucht, snaar]3) zingen [voor kookpunt]4) rillen, beven -
10 vor
vor1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ nach wie vor • net als voorheen, nog steeds————————vor2〈voorzetsel + 3,4〉2 voor, van 〈 als bejegening of onwillekeurige reactie〉♦voorbeelden:vor allem • vooral, met namevor sich gehen • gebeuren -
11 palpitate with fear
palpitate with fear -
12 tremblant
-
13 être tremblant de peur
être tremblant de peur -
14 thrill
n. beving, siddering--------v. opwindenthrill1[ θril] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beving ⇒ golf van ontroering/opwinding♦voorbeelden:————————thrill22 huiveren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 beben
-
16 zittern
zittern1 (t)rillen, beven, sidderen 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:am ganzen Körper zittern • over het hele lichaam bevenum jemandes Leben zittern • voor iemands leven vrezen〈 figuurlijk〉 vor Kälte zittern • rillen, beven van de kou -
17 dodder
v. beven (ouderdom, zwakte), trillen (van angst)[ doddə]♦voorbeelden: -
18 shiver
n. rilling, siddering--------v. rillen, schudden, trillen, beven, sidderen; versplinteren; versplinterd wordenshiver1[ sjivvə] 〈zelfstandig naamwoord; meestal meervoud〉♦voorbeelden:send cold shivers (up and) down someone's back/spine • iemand de koude rillingen langs de rug doen lopen————————shiver2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
19 huiveren
-
20 shudder
n. huivering, siddering, rilling--------v. huiveren, trillenshudder1[ sjuddə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a shudder ran through the crowd • een huivering ging door de menigte————————shudder2〈 werkwoord〉1 huiveren ⇒ sidderen, beven2 trillen♦voorbeelden:he shuddered at the sight of • hij huiverde bij het zien vanshudder with fear • sidderen van angst
Страницы
- 1
- 2